Terug naar alle artikelen
Roman Krznaric: Sociale media beteugelen

Roman Krznaric: Sociale media beteugelen

De boekdrukkunst en de uitvinding van het koffiehuis  

In zijn Verval en ondergang van het Romeinse Rijk belichtte Edward Gibbon enkele grote technische innovaties van de oude Romeinen, zoals het aquaduct, het openbare riool, de wegen en de stenen bogen. Maar hij vergat te vermelden dat de Romeinen ook de eersten waren die werkten met wat wij vandaag de dag sociale media noemen.

Sociale media kunnen we in ruime zin definiëren als een communicatie-technologie die ons in staat stelt informatie uit te wisselen met anderen via gedistribueerde netwerken en gemeenschappen. Blader door de negenhonderd brieven die de Romeinse filosoof en politicus Cicero ons heeft nagelaten en je begrijpt hoe het werkt. Cicero schreef niet gewoon wijdlopige brieven aan zijn vrienden. Zoals leden van de geletterde Romeinse elite gewoon waren, deelde hij ook kopieën van en fragmenten uit brieven die hij van anderen had ontvangen, waarbij hij uiteraard zijn persoonlijke commentaar aan de verschillende ‘draadjes’ toevoegde. Ook stuurde hij meerdere kopieën van zijn eigen brieven aan diverse mensen rond, zodat ze uitgedeeld en in het openbaar voorgelezen konden worden. In een typisch voorbeeld van zo’n brief schrijft Cicero: ‘Ik stuurde u op 24 maart een kopie van de brief die Balbus mij schreef en van de brief van Caesar aan hem.’ In een andere brief merkt hij op: ‘U zegt dat mijn brief wijdverspreid is; nou, dat kan me niet schelen. Sterker, ik liet verschillende mensen er een kopie van maken.’ De Romeinen schreven in feite socialemedia-posts, deelden berichten en retweetten content, maar dan zonder het voordeel van elektronisch ‘delen’. Ze gebruikten tot slaaf gemaakte mensen om hun berichten over te brengen – ‘Slaven waren het Romeinse equivalent van breedband,’ aldus technologiehistoricus Tom Standage.1 Ze keken ook constant uit naar de volgende update. Zoals een smekende Cicero aan een vriend schreef: ‘Of je nu nieuws hebt of niet, schrijf mij iets.’2

Dat is niet de enige overeenkomst met de hedendaagse digitale communicatie. De Romeinen gebruikten net als wij afkortingen, zoals spd, dat stond voor salutem plurimam dicit (‘Stuurt hartelijke groeten’), en svbeev, dat stond voor si vales, bene est, ego valeo (‘Als u het goed maakt, is dat goed, ik maak het goed’). Berichten over korte afstand werden vaak met een stilus op een wastablet in een houten lijst geschreven – een voorloper van de iPad. De ontvanger kon het bericht met het uiteinde van de stilus wissen en een antwoord schrijven. De overheid publiceerde haar officiële berichten, de Acta Diurna (‘dagelijkse handelingen’), op een bord in het forum, waarna ingehuurde schrijvers het belangrijkste nieuws kopieerden, zodat dat naar de afgelegen provincies kon worden gestuurd. Deze samenvattingen van het nieuws werden vaak aangevuld met het soort trivia dat we nu ook op sociale media vinden, zoals een mededeling over de echtscheiding van een beroemd stel of over een trouwe hond die achter het lichaam van zijn geëxecuteerde baas aan zwom toen dat werd meegevoerd door de Tiber. De muren van gebouwen waren een vroege versie van de Facebook-tijdlijn: ze fungeerden als openbare berichtenborden en stonden vol commentaren en graffiti, van ‘Atimetus heeft me bezwangerd’ tot het prozaïsche ‘Op 19 april heb ik brood gemaakt’. In Pompeï schreef iemand: ‘O muur, het verbaast me dat je niet bent ingestort onder het gewicht van al die saaie krabbels van zo veel schrijvers.’3

Vergeleken met ons glasvezelnetwerk waren de sociale media in het Romeinse rijk enorm traag: er was geen officiële postdienst en het kon wel een maand duren voordat een brief uit Rome een ver buitengebied van het rijk had bereikt, zoals Brittannië of Syrië. En aangezien de verspreiding zich beperkte tot de geletterden, naar schatting 10 procent van de totale bevolking, gingen berichten zelden viraal (de Brief aan de Romeinen van Paulus was een uitzondering). Ondanks deze beperkingen herinnert de Romeinse communicatietechnologie ons eraan dat de digitalemediarevolutie misschien niet zo revolutionair is als wij denken. Sinds de uitvinding van het schrift zijn mensen op zoek geweest naar manieren om hun stem te versterken en informatie en ideeën te verspreiden, met goede of met kwade bedoelingen. Ons assortiment digitale communicatietechnologieën – socialemediaplatforms, websites, berichtenservices, e-mail, blogs, podcasts, videostreams – maakt deel uit van een veel ouder verhaal.  

Dit roept de vraag op wat we kunnen leren van de geschiedenis over de uitdagingen waarvoor het digitale tijdperk ons stelt, in het bijzonder de vraag hoe we ons kunnen beschermen tegen de schadelijke bijwerkingen van sociale media, zoals politieke polarisatie, nepnieuws, trollen en het hacken van verkiezingsuitslagen en manipuleren van onze aandacht. De onderliggende grotere vraag is in hoeverre de digitale technologieën die tot onze beschikking staan neutrale instrumenten zijn, zoals de tech- bedrijven ons willen doen geloven, of dat er iets besloten ligt in hun ontwerp waardoor ze de menselijke samenleving en de menselijke geest in een bepaalde vorm kneden, onafhankelijk van de inhoud. Met andere woorden: had de mediadeskundige Marshall McLuhan gelijk toen hij in de jaren zestig zei: ‘Het medium is de boodschap’?4

Geen enkele technologische innovatie biedt beter inzicht in deze kwestie dan de drukpers, die in de eeuwen vóór de opkomst van de digitale communicatie de grootste verandering teweegbracht in de productie en verspreiding van de menselijke kennis. Het is belangrijk dat we inzien dat de uitvinding van de drukpers immense voordelen heeft gehad. Maar als we van de geschiedenis van de boekdrukkunst willen leren, zullen we eerst moeten kijken naar haar meer destructieve gevolgen, waarvan er veel niet werden voorzien toen deze nieuwe technologie het licht zag.

Hoe de drukpers tot meer polarisatie, vervolging en geweld leidde  

Toen Johannes Gutenberg halverwege de vijftiende eeuw in Mainz de eerste mechanische drukpers bouwde en een eerste druk van 180 Latijnse bijbels publiceerde, werd zijn uitvinding geprezen als een geschenk van God dat de leer van de Kerk van Rome kon helpen verspreiden.5  

De zegen van de paus bleek evenwel een vloek. Toen de oude cultuur rond het handmatig kopiëren van manuscripten stilaan verdween en de boekdrukkunst zich in hoog tempo over Europa verspreidde, verspreidden zich ook de ketterse religieuze doctrines die het gezag van de gevestigde Kerk onverhuld bekritiseerden. Wat er precies gebeurde? Maarten Luther ging viraal.  

In oktober 1517 spijkerde de Duitse priester zijn beroemde 95 stellingen op de deur van de Slotkerk in Wittenberg, een Latijnse tekst die de corruptie binnen de Kerk aan de kaak stelde, zoals de verkoop van ‘aflaten’ (een betaling waarmee de straf voor zonden werd kwijtgescholden). Nog geen twee maanden later doken onder meer in Neurenberg en Leipzig gedrukte kopieën van de tekst op in de vorm van pamfletten en schotschriften, die waren betaald door Luthers volgelingen. De Duitse vertaling die vervolgens werd gemaakt, waardoor ineens veel meer mensen de tekst konden lezen, maakte de sensatie compleet. Twee weken later was heel Duitsland van de stellingen op de hoogte, een maand later hadden ze de uithoeken van Europa bereikt. ‘Je zou haast denken dat dat de engelen hun boodschappers waren,’ zei een tijdgenoot.6  

Luther besefte dat niet de engelen dit mogelijk hadden gemaakt, maar de drukpers. Zoals de tegenwoordige politici heel goed snappen hoe ze de enorme invloed van sociale media kunnen benutten, zag Luther meteen in dat hij zijn voordeel kon doen met deze machtige nieuwe techniek, met name omdat hij daarmee de mensen kon bereiken die het Latijn, de taal van de geleerde elite, niet machtig waren. Hij maakte de eerste Duitse vertaling van het Nieuwe Testament, zodat ook gewone mensen dat deel van de Bijbel thuis konden lezen, zonder tussenkomst van een geestelijke. Daarnaast bracht hij pamfletten uit met eenvoudige Duitse teksten en cartoonachtige houtsneden, waarin de gevestigde geestelijkheid belachelijk werd gemaakt, bijvoorbeeld door de paus af te beelden als een ezel met een schubbenhuid. Roomse theologen probeerden zijn beweringen te weerleggen, maar hun obscure Latijnse proza was niet opgewassen tegen de massamediacampagne van Luther. Ruim een kwart van de diverse pamfletten die tussen 1520 en 1526 in Duitstalige gebieden werden uitgegeven, waren edities van Luthers werk. Van de in totaal 6 miljoen pamfletten die verschenen in de eerste 10 jaar van wat later de Reformatie zou gaan heten, was een derde van  de hand van Luther, die vijf keer zo veel exemplaren verkocht als zijn roomse rivalen.7 James Patterson en J.K. Rowling zouden jaloers op hem zijn.  

Een weinig flatteus portret van de paus uit een van de pamfletten van Martin Luther, gedrukt in 1523. Met dit soort satirische afbeeldingen kon Luther zijn anti-roomse boodschap ook verspreiden onder het ongeletterde deel van de bevolking.

Zonder de boekdrukkunst was het protestantse geloof waarschijnlijk niet zo snel en grootschalig opgekomen. Ruim een eeuw eerder hadden afvalligen als de Engelsman John Wycliffe en de Bohemer Jan Hus al kritiek geleverd op de Kerk, maar zij beschikten niet over een mechanische drukpers waarmee ze hun ideeën konden verspreiden. Luther had het geluk in een ander technologisch tijdperk te zijn geboren. Hij was een inspiratie voor een hele generatie religieuze hervormers: in 1522 kreeg William Tyndale een exemplaar van Luthers Duitse Nieuwe Testament in handen en begon prompt aan een in essentie subversieve en clandestiene Engelse bijbelvertaling. Het protestantisme, schrijft Elizabeth Eisenstein, de befaamde historica van de boekdrukkunst, was ‘van alle religieuze en seculiere bewegingen de allereerste die de nieuwe drukpers gebruikte voor openlijke propaganda en opruiing tegen een gevestigd instituut’.8

In deze zin fungeerde de boekdrukkunst als een bevrijdende kracht die de strijd aanbond met het diepgewortelde gezag van de Roomse Kerk. Maar tegelijkertijd ontketende ze beroering, stond ze aan de wieg van een enorme religieuze onrust en maatschappelijke polarisatie in heel Europa. De kloof tussen protestanten en katholieken, die door de revolutie van de boekdrukkunst veel groter werd, zou Europa tweehonderd jaar lang verscheuren, tot theologische schisma’s leiden en de oorzaak zijn van rampzalige gewapende conflicten als de godsdienstoorlogen (1562-1598) en de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), die naar schatting 8 miljoen mensen het leven kostte. Eisenstein zegt hierover: ‘De uitvinding van Gutenberg droeg waarschijnlijk meer bij aan de onttakeling van de christelijke eendracht en het uitbreken van godsdienstoorlogen dan welke van de zogeheten krijgskunsten ook.’9  

De boekdrukkunst was minder onschuldig dan ze lijkt: haar polariserende effect is te vergelijken met dat van de huidige sociale media. Maar haar destructiviteit ging nog verder: ze stookte ook het vuur op van de krankzinnige heksenjacht die tijdens de Reformatie door Europa raasde.

Tovenarij was altijd al onderdeel geweest van de Europese cultuur, maar tussen 1530 en 1650 groeide de bestraffing van zogeheten ‘heksen’ uit tot een hysterie die het hele Europese continent in haar greep kreeg. In Engeland werden 500 mensen wegens hekserij ter dood veroordeeld, maar het brandpunt van de waanzin was Duitsland, waar naar schatting 25.000 mensen geëxecuteerd werden, van wie 80 à 90 procent vrouw was.10 Uit onderzoek van historici als Lyndal Roper is gebleken dat ze werden beschuldigd van kannibalisme en kindermoord, seks met de duivel, deelname aan nachtelijke bijeenkomsten om satan te aanbidden, het maken van wassen beeldjes van hun slachtoffers om hun dood of ziekte teweeg te brengen, het doden van vee en het vliegen op geiten en bezemstelen.11   

Als we willen nagaan hoe deze verwoestende vervolgingsgolf Europa kon overspoelen, komen we al snel uit bij de boekdrukkunst als een van de mogelijke verklaringen. ‘Er wordt wel gezegd dat de Reformatie zonder de boekdrukkunst niet had plaatsgevonden, maar ik vermoed dat de hekserij zonder diezelfde boekdrukkunst ook niet tot een fenomeen was uitgegroeid,’ schrijft historicus Charles Zika.12

Met name in Duitsland verschenen in geïllustreerde pamfletten en schotschriften, de voorlopers van de moderne krant, sensatieverhalen waarbij het tegenwoordige nepnieuws verbleekt. Een vroeg voorbeeld daarvan is het ‘verschrikkelijke verhaal’ van de dienstmeid uit Shiltach. Volgens de toenmalige berichten werd het stadje Shiltach, gelegen in het Zwarte Woud, op Witte Donderdag verwoest door een brand. De dag erop werd een dienstmeid, die had gewerkt in de plaatselijke herberg, ervan beschuldigd de brand met hekserij te hebben veroorzaakt. Ze zei dat ze onschuldig was, maar bekende niet veel later, waarschijnlijk na gemarteld te zijn, dat ze was geholpen door niemand minder dan de duivel, met wie ze al achttien jaar een seksuele relatie had. De dienstmeid, die nergens bij naam wordt genoemd, was blijkbaar op haar haardvork naar de stad gevlogen om daar brand te stichten en had (net als haar moeder) al lang voor de brand haar heksenkunst gebruikt om de inwoners kwaad te doen. Ze moest voor de rechter verschijnen en belandde op paasmaandag prompt op de brandstapel.  

Het verhaal werd wijd en zijd uitgegeven en heruitgegeven door gretige drukkers, die het opleukten met pikante kleurplaten van door vlammen omringde vrouwen met blote borsten. Zelfs de Nederlandse filosoof Erasmus pikte het in het verre Rotterdam op en zei dat er dusdanig veel berichten waren over de betrokkenheid van de duivel dat ‘het niet verzonnen kan zijn’.13

De verhalen over hekserij werden verspreid door zowel katholieken als protestanten, die allebei hun kans schoon zagen om de mensen een moreel lesje te leren over het gevaar van zonde en verleiding in een apocalyptische tijd. Want, zo was de algemene overtuiging, de duivel zaaide alom dood en verderf. Maar de verhalen hoorden ook bij de verkoopstrategie van het groeiende drukkersgilde: de ‘waargebeurde’ misdaadverhalen over vermeende heksen, ‘het vroegmoderne equivalent van Clickbait uit 1533: de dienstmeid uit Shiltach wordt levend verbrand terwijl de brand waarvan zij de vermeende stichter is de stad in de as legt. Erboven staat in grote letters: ‘Een verschrikkelijk verhaal over de duivel en een heks.’clickbait’, aldus historica Natalie Grace, gingen als warme broodjes over de toonbank.14 De term ‘nepnieuws’ mag dan pas de afgelopen jaren populair zijn geworden, het fenomeen zelf is minstens zo oud als de heksenverhalen die in het zestiende-eeuwse Europa van de drukpersen vlogen.15

Clickbait uit 1533: de dienstmeid uit Shiltach wordt levend verbrand terwijl de brand waarvan zij de vermeende stichter is de stad in de as legt. Erboven staat in grote letters: ‘Een verschrikkelijk verhaal over de duivel en een heks.’

Verschillende boekdrukkers kwamen in korte tijd met enorme oplages van demonologische verhandelingen, zoals de bestseller Malleus Maleficarum, beter bekend als de Heksenhamer, die onder meer in Duitsland door pauselijke inquisiteurs werd gebruikt voor de identificatie, opsporing en vervolging van verdachten van hekserij. Mede door de boekdrukkunst kwam het dus tot een handboek voor een terreurbewind dat honderdduizenden vrouwen in voortdurende angst deed leven, in het bijzonder oude vrijsters en weduwen, die het vaakst doelwit waren.16

Wat zou de geschiedenis van de boekdrukkunst voor ons kunnen betekenen? De parallellen met de hedendaagse digitale media zijn zonneklaar. Van hekserij worden niet veel mensen meer beschuldigd, maar de clickbaitcultuur leeft voort in de sensatieverhalen en ‘alternatieve feiten’ waarvan de nieuwsberichten op onze sociale media bol staan.17 De jacht op heksen is tegenwoordig een jacht op ‘illegale vluchtelingen’ en ‘islamitische extremisten’, buitenstaanders die net als de ‘heksen’ van weleer worden gebruikt als zondebokken voor de economische malaise en andere kwalen die onze samenleving teisteren. ‘De geschiedenis van de Europese heksenjacht,’ zegt Charles Zika met betrekking tot zulke hedendaagse vervolging, ‘is een geschiedenis waarvan we kunnen en moeten leren.’18

De religieuze polarisatie van de Reformatie, dat klinkt verontrustend vertrouwd. We reageren vaak geschokt en verbaasd op de hevige sociale en politieke polarisatie die socialemediaplatforms veroorzaken; een polarisatie die mede te danken is aan de algoritmes waarmee gebruikers naar de echokamer worden gelokt waar hun ideeën continu worden bevestigd door gedeelde posts en nieuwsberichten. Tegenstellingen die we vaak zien: progressief versus conservatief, pro-life versus pro-choice, klimaatontkenners versus klimaatactivisten. Maar de impact van de boekdrukkunst meer dan vierhonderd jaar geleden, die een wig dreef tussen protestanten en katholieken, biedt een onvervalst historisch precedent.  

Bovendien: zoals de boekdrukkunst diende om de ongelijksoortige protestantse radicalen te verenigen in een sterke gemeenschap die de suprematie van de Rooms-Katholieke Kerk aanvocht, hebben digitale netwerken bewegingen en politici die zich tegen de gevestigde orde richten in staat gesteld vervreemde burgers te verenigen en te mobiliseren tegen de bestaande partijen en de staat. Rechtse populisten zoals Donald Trump in de vs, Narendra Modi in India en Jair Bolsonaro in Brazilië hebben slim gebruikgemaakt van sociale media, net als de Amerikaan Bernie Sanders en de Spanjaard Podemos op de linkerflank. En ook de Arabische Lente en de Hongkongse Paraplubeweging, beide gericht tegen het bestaande gezag, werden in gang gezet en gehouden door posts en campagnes op sociale media.19  

Het is evenwel aantoonbaar dat sociale media vooral een voordeel zijn voor extreemrechts: het medium past heel goed bij hun boodschap.20 Ten eerste verschaft het een nauwelijks gereguleerd platform zonder restricties voor het verspreiden van openlijk racistische en xenofobische opvattingen en complottheorieën, die over het algemeen weinig zendtijd krijgen in de gevestigde media, waar doorgaans strengere gedragscodes gelden. Ten tweede is het een doeltreffend instrument om de verstrooide aanhangers samen te brengen in een hechte online-gemeenschap, waardoor ze kunnen meedoen met de grote jongens. De parlementaire commissie die in de vs onderzoek deed naar de bestorming van het Capitool in 2021, verklaarde dat het oproer, dat tot doel had de inauguratie van Joe Biden tegen te houden en Donald Trump aan de macht te houden, werd aangewakkerd door platforms als Facebook en Twitter (nu X), waarvan de algoritmes onwaarheden verspreidden over de onrechtmatigheid van de verkiezingen van 2020 en ruggensteun boden aan extremistische groeperingen als de Proud Boys en QAnon.21

In het docudrama The Social Dilemma uit 2020 beweren techondernemers in alle onschuld dat ze de sociale media met goede bedoelingen ontwikkelden, namelijk om vrienden bij elkaar te brengen en contact mogelijk te maken tussen mensen uit verschillende delen van de wereld. Ze konden absoluut niet bevroeden dat hun product sociale tegenstellingen zou versterken en in het voordeel zou zijn van groepen die democratische instituties willen ondermijnen. Zoals Jeff Seibert, een oud-topman van X (toen het nog Twitter was) het formuleerde: ‘Ik ben er stellig van overtuigd dat niemand de bedoeling had dit teweeg te brengen.’ Dat kan zo zijn. Maar als ze zich hadden verdiept in de geschiedenis van de boekdrukkunst, zouden ze misschien hebben ingezien dat hun goedbedoelde communicatiemiddelen in potentie sociale polarisatie en politiek geweld konden veroorzaken. Als ik terug in de tijd kon gaan, naar het begin van de technologische bloei, zou ik ieder van hen een exemplaar van The Printing Revolution in Early Modern Europe geven, de klassieker van Elizabeth Eisenstein, zoals John F. Kennedy zijn ministers en generaals een exemplaar van The Guns of August van Barbara W. Tuchman gaf.  

In ieder geval begint het tot sommigen door te dringen wat ze gedaan hebben. Tegen het einde van de film krijgt Tim Kendall, voormalig ceo van Pinterest en directeur Monetisatie van Facebook, de vraag welke gevolgen van sociale media hij het meest vreest. ‘In de nabije toekomst een burgeroorlog, denk ik,’ antwoordt hij.22  

Dat lijkt misschien paniekzaaierij. Maar de godsdienstoorlogen die Europa na de boekdrukrevolutie teisterden, bewijzen misschien zijn gelijk. De digitale revolutie kan de komende jaren en decennia op soortgelijke schaal olie op het vuur gooien, en door de ongekende snelheid van de datanetwerken zou het vuur veel sneller in de pan kunnen slaan dan in het verleden. De bestorming van het Capitool is misschien nog maar het begin van een proces van maatschappelijke implosie en politieke afbraak. Het zou mij niet verbazen als Noord-Amerika tegen het einde van deze eeuw is opgedeeld in een stuk of vijf landen. Als dat gebeurt, zullen de toekomstige historici ongetwijfeld niet alleen wijzen naar factoren als de groeiende welvaartsongelijkheid en de klimaatcrisis, maar ook naar de techbazen en de polariserende algoritmes waarmee zij een fortuin verdienden. Moedwillige kippigheid blijkt dan wellicht hun grootste misdaad te zijn.

De koffiehuiscultuur en de geboorte van de publieke sfeer

De geschiedenis van de boekdrukkunst kan als waarschuwing dienen voor ons socialemediatijdperk. Ze toont aan hoe gemakkelijk communicatietechnologie kan verworden tot een instrument voor geweld of vervolging. Toch kunnen we niet ontkennen dat de boekdrukkunst op den duur ook transformatieve voordelen zou bieden. Tegen het einde van de zeventiende eeuw werd ze gebruikt om rationalistische ideeën te verspreiden die verschillende volksgeloven (zoals het geloof in hekserij) in twijfel trokken. Ze bevorderde de geletterdheid onder de gewone mensen en versterkte het genot en de bevrijdende werking van het lezen. En ze maakte in het tijdperk van de verlichting de wetenschappelijke vooruitgang mogelijk: sterrenkundigen en cartografen bijvoorbeeld konden nu eenvoudig hun bevindingen delen en vergelijken en op die manier tot nauwkeuriger kaarten van de sterrenhemel en de continenten komen.23 Verrassender is het feit dat de boekdrukkunst in de achttiende eeuw aan de wieg stond van de moderne democratische cultuur en de mensenrechten. Hoe? Door een nieuw, onzichtbaar continent genaamd de publieke sfeer te vormen. Maar dat kon ze niet zonder hulp van een andere revolutionaire uitvinding: het koffiehuis.  

Iets verderop in mijn straat in Oxford is de plek waar het eerste koffiehuis van Engeland in 1650 zijn deuren opende. Nu zit het er vol met studenten, aangesloten op het wereldwijde web, met oortjes in tikkend op hun laptop, maar een paar honderd jaar geleden zou het er hebben gegonsd van de gesprekken. De van oorsprong Turkse koffiehuizen schoten in de jaren erna opmerkelijk genoeg als paddenstoelen uit de Engelse grond: in 1700 waren er alleen al in Londen tweeduizend. Wie naar binnen liep bij bijvoorbeeld Manwarings (bij Fleet Street) werd waarschijnlijk begroet met een vriendelijk ‘Hebt u nog nieuws, mijnheer?’ of ‘Hier vindt u het laatste nieuws uit alle streken’. Voor een stuiver kreeg je een beker koffie, waar je uren mee mocht doen. Je kon een tafeltje voor jezelf krijgen of ergens achteraf in een hoekje gaan zitten, maar waarschijnlijk zou je plaatsnemen aan de grote leestafel, een typisch kenmerk van het Engelse koffiehuis. ‘Een tafel zo lang als een akker, vol tabakspijpen en pamfletten,’ zoals een enthousiaste klant schreef.24 Daar zou je de nieuwste tijdschriften lezen, met vrienden en vreemdelingen discussiëren over het laatste nieuws en misschien exemplaren van je eigen geschriften achterlaten voor anderen. Nu hebben we e- mail, maar toen kon je post ook naar een koffiehuis laten sturen; klanten liepen een paar keer per dag naar binnen om te kijken of er iets voor hen was.  

Een advertentie van rond 1700 voor Manwarings Coffee House, waar je aan de stamtafel kon kiezen uit een aanbod van koffie, gesprekken en de laatste kranten.

‘Koffiehuizen waren een aantrekkelijk sociaal platform voor het delen van informatie,’ zegt Tom Standage. Ze fungeerden als een besturingssysteem voor de uitwisseling van nieuws, meningen en roddels. ‘De koffiehuizen zijn in het bijzonder zeer gerieflijk voor een vrij gesprek en men kan er op zijn gemak allerhande gedrukt nieuws doornemen,’ aldus een bron uit 1707.25 Critici waren bang dat de koffiehuizen mensen alleen maar aanzetten tot oppervlakkig gebabbel en tijdsverspilling. (Waar kennen we dat van?) Maar ze stonden toch eerder bekend om hun intellectuele dynamiek. Er waren koffiehuizen die zich toelegden op wetenschappelijke discussies, kunst en literatuur of zaken en handel. De samenkomsten in Lloyd’s Coffee House, geliefd bij kooplui en scheepseigenaren, legden zoals velen weten de basis voor de Londense verzekeringsmarkt. Maar de koffiehuizen waren bovenal een plek voor het voeren van gesprekken over politiek. Of zoals een dichter het verwoordde: ‘Van koffie komen politici.’26 Sommige etablissementen brachten zelfs een eigen politiek tijdschrift uit en andere waren een journalistieke inspiratie: het in 1711 opgerichte tijdschrift The Spectator kwam naar verluidt voort uit verslagen van gesprekken die werden gehoord in koffiehuizen als Will’s, Child’s en St. James’s.27  

De overheersende rol van het politieke gesprek bracht de Duitse socioloog Jürgen Habermas veel later tot de conclusie dat de achttiende-eeuwse Londense koffiehuizen aan de wieg hadden gestaan van de ‘publieke sfeer’.28 Met deze term verwees Habermas naar een sociale ruimte waar mensen van allerlei allooi vrijelijk konden praten over publieke aangelegenheden, de overheid konden bekritiseren en discussies konden hebben over nieuwe ideeën, zoals het republikeinse ideaal of de afschaffing van de slavernij. De publieke sfeer fungeerde feitelijk als een school voor democratie. Dit werd niet alleen mogelijk gemaakt door de drukpers, die de koffiehuizen voorzag van voer voor discussie in de vorm van een gestage stroom informatie en meningen, maar ook door het feit dat verschillen in sociale status over het algemeen verdwenen zodra men de drempel over stapte. Iedereen voelde zich vrij om zijn standpunten te verkondigen. Voor de typische eigenaar, aldus een bron, ‘bestaat er geen onderscheid tussen de mensen. Heer, ambachtsman, edelman en boef mengen zich onder elkaar, zijn allen uit hetzelfde hout gesneden.’29 Hoewel er van het inclusieve karakter van het koffiehuis gemakkelijk een te romantisch beeld kan ontstaan – de meeste klanten waren geletterde heren uit de opkomende bourgeoisie – waren deze penny universities, zoals ze soms genoemd werden, voor die tijd uiterst egalitaire instellingen en een ideale setting voor de uitoefening van de vrijheid van denken en spreken.

Hierdoor waren ze in potentie ook zo gezagsondermijnend. Charles II herkende het gevaar en probeerde ze in 1675 te verbieden, omdat het plekken waren ‘waar de ontevredenen samenkomen en schandalige verhalen verspreiden over het gedrag van Zijne Majesteit en Zijn Ministers’. Dankzij radicale schrijvers als Daniel Defoe en de republikeinse stokebrand Tom Paine, die hof hielden in Londense koffiehuizen, krijgen ze de naam broeinesten van opruiing en rebellie te zijn. In werkelijkheid werd de vrijheid van het koffiehuis echter binnen de perken gehouden door de toentertijd dominante politieke context. In de tumultueuze tijd van de Franse Revolutie hoorden de klanten van koffiehuis Percy de Londense notaris John Frost, een goede vriend van Paine, verkondigen: ‘Ik ben voor gelijkheid en niet voor koningen.’ Hij werd niet alleen weggehoond door woedende klanten, maar later ook aangegeven bij de politie en veroordeeld tot zes maanden cel.30 Hoewel het koffiehuis begin negentiende eeuw uit zwang raakte, bleef de publieke sfeer die het had voortgebracht zich uitbreiden. In de periode 1830-1850 floreerde de Britse radicale pers, ondanks pogingen van de overheid die met belastingen de duimschroeven aan te draaien. Blaadjes als de militante Northern Star en de Poor Man’s Guardian bereikten miljoenen lezers uit de arbeidersklasse, die ervoor zorgden dat dit leesvoer voor eenieder beschikbaar was via de vakbonden, politieke clubs en lokale pubs. De radicale pers, schreef de chartistenleider Feargus O’Connor, was ‘wat de hardwerkende klassen bindt’.31

In de honderdvijftig jaar erna werd het pluralisme van de publieke sfeer echter stukje bij beetje verstikt door de opkomst van de massamedia. Eerst door grote kranten als de Daily News en de Daily Mail, die hun advertentie-inkomsten gebruikten om hun verkoopprijs te drukken en zo de kleine bladen wegconcurreerden. De oprichting in 1922 van de British Broadcasting Company (al snel omgedoopt tot de British Broadcasting Corporation) luidde het tijdperk van de staatszenders in en daarmee de centralisering en homogenisering van de publieke informatievoorziening. Een derde ontwikkeling was de exponentiële verspreiding van de televisie na de Tweede Wereldoorlog: in de jaren zeventig had 99 procent van de westerse huishoudens een toestel en werd er gemiddeld meer dan drie uur per dag tv-gekeken.32 De wilde dagen van de vroege boekdrukcultuur, met legio pamfletten en periodieken en verhitte discussies in de koffiehuizen van het achttiende-eeuwse Londen, hadden plaatsgemaakt voor een cultuur van passief thuisvermaak, veelal zonder tussenkomst van of omgang met andere mensen, behalve dan dat er zo nu en dan van gedachten werd gewisseld over de zenderkeuze.  

De explosieve opkomst van het internet in de jaren negentig zou hier verandering in brengen, was de gedachte. Dit was een uitgesproken kans om de publieke sfeer met vrij rondgaande digitale informatie nieuw leven in te blazen. Internetgebruikers konden de oudbakken massamedia omzeilen en zelf actieve content creators worden. Discussieforums, blogs, onafhankelijke nieuwssites en superspecialistische e-magazines zouden een overvloed aan grenzeloze gemeenschappen voortbrengen, waar ideeën vanuit verschillende standpunten konden worden gedeeld. Of zoals de computergeleerden triomfantelijk verkondigden: ‘Informatie wil vrij zijn.’33 Het klonk veelbelovend. Maar we weten wat er gebeurde: de sociale media kwamen in handen van een paar grote techbedrijven, onze persoonlijke gegevens werden bij elkaar geschraapt en aan adverteerders verkocht, en er ontstonden fenomenen als filterbubbels, nepnieuws, complottheorieën, verkiezingshacks, bingewatchen, doomscrollen, het darkweb, boze trollen, selfies, fomo, grappige emoji’s, duimpjes omhoog en duimpjes omlaag. De publieke sfeer, merkte Habermas in 2022 op, ‘was teruggebracht tot twee klikken: “leuk” en “niet leuk”’.34  

De publieke sfeer was een van de grootste sociale innovaties van de achttiende eeuw. Hoe kunnen we haar in ons digitale tijdperk nieuw leven inblazen? Met een historisch cafeïneshot: door lering te trekken uit de geschiedenis van het koffiehuis, waar zijn wieg stond.  

Een opvallend kenmerk van de koffiehuiscultuur was de gezonde competitie tussen de verschillende etablissementen. Het waren kleine bedrijven. Ketens bestonden niet. Als een bepaald koffiehuis je niet aanstond, waren er op loopafstand waarschijnlijk nog een stuk of vijf andere. De sociale media van nu worden gedomineerd door gigantische platforms als Facebook, TikTok en X: alternatieven zoals Mastodon en Signal (open source, geen advertenties) hebben een relatief klein marktaandeel. Afgaand op het verleden is het misschien verstandig om big tech met antimonopoliewetten in kleinere stukken te breken, net zoals Standard Oil van de Rockefellers in 1911 werd opgesplitst in 43 bedrijven om een eind te maken aan zijn absolute heerschappij over de Amerikaanse oliemarkt.35 Deze aanpak wordt steeds vaker gepropageerd door progressieve politici, zoals de Amerikaanse senator Elizabeth Warren, die van mening is dat de dominante digitale spelers van tegenwoordig opgebroken moeten worden. Dit om de marktwerking te bevorderen en te voorkomen dat ze ‘hun politieke macht aanwenden om de regels in hun voordeel aan te passen’, precies zoals in de jaren negentig met antitrustwetgeving werd voorkomen dat Microsoft alleenheerser werd over de webbrowsertechnologie.36 Overheden zouden het ecosysteem van bedrijven daarnaast kunnen verruimen, door de ontwikkeling te stimuleren van alternatieven voor de gebruikelijke winstgedreven ondernemingen, zoals digitale coöperaties (zie hoofdstuk 9). Er moeten méér opties komen, niet minder. Stel je voor dat je je koffie alleen nog maar bij Starbucks kunt kopen.  

Een van de problemen is dat sociale media vatbaar zijn voor ‘netwerkeffecten’: de sector wordt algauw gedomineerd door slechts een paar netwerken, omdat mensen graag bij het platform blijven dat hun familie en vrienden gebruiken, zoals WhatsApp, en voor hun berichten liever niet op verschillende apps kijken. Daarom zal het opsplitsen van de grote techbedrijven misschien gepaard moeten gaan met andere maatregelen, zoals het in publiek eigendom brengen van de grootste bedrijven om een einde te maken aan commerciële monopolies. Een precedent is al geschapen met de European Open Science Cloud van de eu, die functioneert als een publiek beheerde digitale clouddienst. Ons drinkwatersysteem en spoorwegstelsel zien we als essentiële publieke voorzieningen die door de overheid beheerd moeten worden, maar zo zou je de digitale infrastructuur ook kunnen beschouwen. Een ander voorstel, geopperd door techanalist Azeem Azhar, is dat wanneer een internetonderneming een specifiek marktaandeel bereikt (laten we zeggen 10 of 15 procent), ze gebruikers in de gelegenheid moet stellen hun profielen en data gemakkelijk, met één klik, naar een ander netwerk over te brengen.37 Dan is het alsof je naar het koffiehuis iets verderop verhuist omdat je de koffie of de gespreksstof in je vaste koffiehuis zat bent.  

Een tweede kenmerk van het koffiehuis, en een wezenlijk onderdeel van de publieke sfeer, zijn de levendige tafelgesprekken met vreemden, die er mogelijk andere ideeën op na houden dan jij. Een online-chatroom als Reddit zou je als een hedendaags equivalent kunnen zien. Maar bijna iedereen weet dat de sfeer in dit soort chatrooms algauw onverdraagzaam en polariserend wordt, met gebruikers die anoniem tekeergaan en door slechte (of afwezige) moderatie niet ter verantwoording worden geroepen. Een groot onderzoek naar Reddit, waarbij werd gekeken naar 3,5 miljard posts die 25 miljoen gebruikers gedurende 10 jaar plaatsten, wees uit dat de kans op aanstootgevend taalgebruik in politieke discussieforums 35 procent groter was dan in niet-politieke, en dat ongeveer 1 op de 10 politieke commentaren aanstootgevend was. Met behulp van geavanceerde software die woordgebruik analyseert, werd ook ontdekt dat het gemiddelde politieke commentaar in een Reddit-thread lijkt te zijn geschreven door een zesjarige.38  

Er zijn echter ook positieve voorbeelden van digitale discussies tussen vreemden, die doen denken aan de bekendste koffiehuizen in het achttiende-eeuwse Engeland. Op een discussiesite als MetaFilter zul je weinig aanstootgevende taal aantreffen. Dit komt deels doordat de regels voor de gebruikers glashelder zijn: gedraag je ‘vriendelijk en respectvol’, wees je ‘bewust van je privilege’ en ‘pas op voor microagressies’. Dit schept een sfeer die je zou kunnen omschrijven als respectvolle onenigheid.39 Als er aanstootgevende opmerkingen worden gemaakt, wordt het draadje meteen gemarkeerd en treedt de betaalde moderator op als een soort Tweede Kamervoorzitter, die waakt over het beschaafde gedrag en taalgebruik van de deelnemers aan het debat. Daar komt bij dat MetaFilter grotendeels wordt bekostigd door de twaalfduizend actieve gebruikers, die vijf dollar betalen om lid te worden en er belang bij hebben dat de site een veilige ruimte voor discussie biedt, in plaats van door risico-investeerders of aandeelhouders, die meer belang hebben bij een gezond financieel plaatje dan bij een gezonde en evenwichtige discussie.  

Als we de gesprekscultuur van het achttiende-eeuwse koffiehuis nieuw leven willen inblazen, kunnen we ook naar de koffietentjes kijken die de laatste jaren overal opduiken. Daar is doorgaans veel aandacht voor exclusieve bonen en gebakjes, maar misschien zou het beter zijn als ze de grote gesprekstafels van weleer terugbrengen. Dat je weer naar het plaatselijke café kunt gaan in de wetenschap dat je aan de lange tafel met tijdschriften en kranten een open gesprek kunt voeren over de actualiteit, met mensen die je nooit of zelden hebt gezien. Geen laptops of telefoons. Geen anonimiteit. Alleen maar mensen die met elkaar in gesprek zijn. Alleen al in het vk zijn er momenteel ongeveer 30.000 koffietentjes. Elke dag tien gesprekken tussen vreemden zou al genoeg zijn voor 100 miljoen gesprekken per jaar.40  

Bepaalde etablissementen zouden dan ongetwijfeld bekend komen te staan om de specifieke onderwerpen die daar ter tafel komen, misschien geïnspireerd op de beweging rond het Death Café, dat sinds 2011 meer dan 15.000 discussies over de dood heeft georganiseerd in bestaande cafés in 83 landen. Ik kan me ook voorstellen dat ze een gespreksmenu hebben liggen, met interessante vragen die gasten uitnodigen hun gedachten en ervaringen uit te wisselen. Dit is precies wat ik een paar jaar heb gedaan met Theodore Zeldin, die zich als historicus heeft toegelegd op de geschiedenis van het gesprek: met behulp van een gespreksmenu in cafés, parken, wijkcentra en andere openbare ruimtes discussies op touw zetten tussen mensen met heel verschillende achtergronden.41 Op de kaart stonden vragen over 24 universele onderwerpen, zoals: Wat heb je in je leven geleerd over de verschillende vormen van liefde? Op welk vlak zou je moediger willen worden? In welke opzichten zijn je prioriteiten in de loop van de jaren veranderd? En: hoe zie je de toekomst?  

We moeten de kracht van het gesprek tussen vreemden nooit onderschatten, zelfs in een politiek zeer beladen context kunnen er mooie dingen uit voortkomen. In 2002 startte The Parents Circle – een organisatie die Israëliërs en Palestijnen bij elkaar brengt die door het conflict tussen beide volken een familielid hebben verloren met het project Hello Peace.  

Op billboards in kleine en grote steden verscheen een gratis telefoonnummer: Israëliërs die het nummer belden werden doorverbonden met een Palestijnse vrijwilliger met wie ze een halfuur konden praten over elk mogelijk onderwerp, en omgekeerd werden Palestijnse bellers doorverbonden met een Israëlische vrijwilliger. Na vijf jaar waren er tussen de twee groepen meer dan een miljoen gesprekken gevoerd.42 Gesprekken met vreemden zijn een krachtig medicijn tegen de verdeeldheid zaaiende polarisatie en kunnen ons wakker schudden uit de verdoving van onze diepgewortelde overtuigingen en achterhaalde gedachtes. Niet altijd, maar in ieder geval zo nu en dan. Of we ze nu voeren in een goed gemodereerde online-chatroom of tegenover elkaar in het plaatselijke café, deze gesprekken zijn een cruciaal onderdeel van een gezonde en levendige publieke sfeer. Je verdiepen in de geest van een ander is een manier om je eigen geest te verruimen. Of zoals Theodore Zeldin zegt: ‘In een bevredigend gesprek zeg je dingen die je nooit eerder hebt gezegd.’43  

Hoewel er af en toe ook ruzie werd gemaakt, leidde het vaker tot wederzijds begrip of zelfs tot blijvende vriendschappen. Dit soort burgerinitiatieven van de Parents Circle is in de ogen van de Israëlische regering zo subversief (deels omdat ze nadruk leggen op de slachtoffers die worden gemaakt door het Israëlische leger) dat ze de organisatie aanmerkt als ‘terroristisch’ en al verschillende pogingen heeft gedaan haar te verbieden.44 Maar de organisatie blijft doorgaan met haar werk, ook tijdens het conflict dat eind 2023 is uitgebroken, en probeert de dialoog levend te houden, zodat de ‘vijanden’ hun verdriet kunnen delen en tot verzoening kunnen komen.  

Van een typografische geest naar een digitale geest

Als we vooruitkijken naar de digitale toekomst, is er nog een laatste reden waarom we moeten terugblikken op de geschiedenis van de boekdrukkunst: om te begrijpen wat er zou kunnen gebeuren met de menselijke geest.  

Laten we om te beginnen teruggaan naar het bondige devies van Marshall McLuhan: the medium is the message oftewel het medium is de boodschap. Hij nodigt ons uit om verder te kijken dan de inhoud van de communicatietechnologieën, bijvoorbeeld de manier waarop de boekdrukkunst de waanzin rond de heksenjacht aanwakkerde of hoe socialemediaplatforms forums voor politieke scheldpartijen zijn geworden. ‘De “inhoud” van een medium,’ schreef hij, ‘is het sappige stuk vlees dat de inbreker bij zich heeft om de waakhond van de geest af te leiden.’45 Waar het naar zijn idee echt om gaat, is niet de boodschap die het medium overbrengt, maar de subtiele manier waarop het medium zelf vormgeeft aan de diepe structuren van onze geest. Rond dit idee is een heel nieuw vakgebied ontstaan, ‘cognitieve geschiedenis’, dat zich niet richt op wat we denken, maar op hoe we denken.46 Dus hoe heeft de boekdrukkunst vormgegeven aan de cognitieve evolutie van de menselijke geest?

Een belangrijk gevolg van de uitvinding van Gutenberg was volgens McLuhan en een geleerde als Walter Ong een zintuiglijke verschuiving van een hoofdzakelijk orale cultuur, waarin het oor centraal stond, naar een schriftelijke cultuur die veel meer gewicht toekende aan het oog.47 We leerden de wereld steeds minder kennen door de verhalen die in onze gemeenschap rondgingen of de gesprekken die we met anderen hadden, omdat we kennis steeds vaker vergaarden door naar woorden op een bladzijde te kijken, bijna altijd in stilte en afzondering. Onze denkprocessen verinnerlijkten zich en werden zelfreflectief in een mate die vóór de boekdrukkunst nog heel zeldzaam was. Het effect, schrijft technologiehistoricus Neil Postman, was dat ‘de boekdrukkunst het belang van de individualiteit enorm vergrootte’, die transformeerde tot een essentieel bestanddeel van de nieuwe typografische geest.48   

De boekdrukkunst maakte ook nieuwe vormen van orde en standaardisering mogelijk. Zo konden onderwerpen alfabetisch gerangschikt worden (bijvoorbeeld in naslagwerken) en boeken voorzien worden van een register en paginanummers, wat in de middeleeuwen bij de handgeschreven manuscripten zelden gedaan werd.49 Toen Robert Cawdrey in 1604 het eerste Engelse woordenboek uitbracht, de Table Alphabeticall, moest hij de lezer zorgvuldig uitleg geven: ‘Indien het woord dat gij wenst te vinden met (a) begint, zoekt aan het begin van deze Tabel, maar indien het met (v) begint, zoekt aan het einde.’ Het gedrukte woord en de daarmee gepaard gaande opkomst van de massale geletterdheid, leidde daarnaast tot een taalkundige uniformiteit, verminderde het belang van lokale dialecten en vergrootte dat van een geschreven standaardtaal die iedereen kon begrijpen en die, volgens McLuhan, bijdroeg aan de groei van het nationalisme.50

Toen onze ogen leerden om stelselmatig, regel voor regel, een pagina af te speuren, stimuleerde dat onze geest om lineair te redeneren. Boeken en pamfletten hadden een begin, een midden en een eind. Ze waren gevormd als een reeks, lieten ons in een rechte lijn denken en bekrachtigden een causaal en mechanistisch wereldbeeld waarin A tot B leidt. Zulk lineair denken ondersteunde de rationalistische logica van de wetenschap van de verlichting en ideeën als eeuwige vooruitgang. Die stonden op hun beurt lijnrecht tegenover concepten als circulariteit en evenwicht, die in veel inheemse culturen het denken nog overheersten, bijvoorbeeld het idee dat het leven van de mens in evenwicht was met Moeder Aarde, of de symbiotische relatie tussen yin en yang in het taoïsme.51 

Wij zijn de erfgenamen van de typografische geest, en die is zo diep in de westerse psyche doorgedrongen dat we ons er amper nog van bewust zijn. En nu zal de technologie van het digitale tijdperk onze psyche opnieuw transformeren. De verschuiving van homo typograficus naar homo interneticus zal ons begrip van het zelf en de wereld fundamenteel veranderen en een nieuwe fase in de cognitieve geschiedenis van de mensheid inluiden.52 Hoe zullen zoekknoppen en hyperlinks inwerken op de manier waarop wij ideeën verbinden, informatie ordenen en betekenis ontdekken? Zullen digitale sociale netwerken het menselijk karakter veranderen en nieuwe politieke ideologieën en godsdiensten voortbrengen? Welk effect zal ons elektronische bestaan op onze tijdsbeleving hebben, en op onze relatie met de rest van de levende wereld? Welke verandering zullen de liefde en het gezinsleven ondergaan wanneer we een relatie ontwikkelen met gepersonaliseerde, door ai aangestuurde chatbots en robots? Het is nog veel te vroeg om antwoord te geven op zulke vragen, alsof je een paar decennia voor de uitvinding van de boekdrukkunst probeert te voorspellen wat de gevolgen daarvan zullen zijn. Maar we kunnen wel speculeren.

Stel je voor dat scholieren in het jaar 2100 een geschiedenisproefwerk krijgen met de volgende multiplechoicevraag:  

Welke gevolgen had de digitale revolutie aan het begin van de eenentwintigste eeuw?

Omcirkel het juiste antwoord (je mag meer dan één antwoord kiezen).

a. De aandachtsspanne van de mens werd aanzienlijk verkort, waardoor bij veel vakken het onderwijsniveau daalde.  

 

b. Het web van netwerken bevorderde het holistische systeemdenken, wat resulteerde in doorbraken in kwantumcomputing en de kennis van het menselijk bewustzijn.  

 

c. Het anarchisme werd als politieke ideologie nieuw leven ingeblazen, doordat de digitale revolutie een voedingsbodem was voor een nieuwe cultuur van peer-to-peerrelaties, die kritisch stond tegenover de hiërarchische en gecentraliseerde organisatie van de politiek en het bedrijfsleven.  

 

d. De verslavende, door de kunstmatige intelligentie verbeterde vr-technologie droeg bij aan een epidemische depressiviteit en een groeiende afstand tussen het individu en de werkelijkheid, waardoor het optreden tegen de klimaatcrisis ernstig werd belemmerd.  

 

e. De digitale revolutie was deels verantwoordelijk voor het ontstaan van dictaturen in West-Europa en voedde het conflict onder de bevolking, waardoor de Verenigde Staten van Amerika in verschillende naties uiteenvielen.  

 

f. De digitale revolutie maakte de verspreiding van de regeneratieve post-groei-economie mogelijk, die de teloorgang van het kapitalisme versnelde.  

Het is heel goed mogelijk dat een deel van deze antwoorden tegen het einde van deze eeuw juist blijkt – misschien zijn ze zelfs wel allemaal juist. Ik wil er echter alleen maar mee zeggen dat het onverstandig is om te denken dat we de digitale toekomst al voor ons kunnen zien. Elke belangrijke technologie heeft onbedoelde gevolgen, die soms pas na jaren of zelfs eeuwen aan het licht komen, zoals de geschiedenis van de boekdrukkunst maar al te zeer duidelijk maakt. Sommige gevolgen zullen misschien destructief zijn, zoals het polariserende geweld dat tijdens de Reformatie werd aangewakkerd door pamfletten en schotschriften. Andere zullen wellicht gunstig zijn, zoals de ontwikkeling van een democratische publieke sfeer in de achttiende-eeuwse koffiehuizen.  

De geschiedenis van de boekdrukkunst brengt beter in beeld wat reeds gloort aan de horizon van het tijdperk van de digitale communicatie. Ze toont ons zowel de risico’s als de kansen. Daarom zouden we paal en perk moeten stellen aan de door sociale media aangewakkerde polarisatie en ons best moeten doen het gesprek tussen vreemden te stimuleren, in een gezamenlijke poging om meer verdraagzaamheid en wederzijds begrip te creëren.  

We hebben een nieuwe, door de geschiedenis geïnspireerde maatschappelijke dialoog nodig over hoe we de digitale technologie het best kunnen gebruiken en beheren. Dus laten we onze telefoon wegleggen en in een café aan een tafel plaatsnemen om te praten. Misschien moeten we beginnen met een gesprek over een citaat dat wordt toegeschreven aan Marshall McLuhan: ‘Wij geven vorm aan onze gereedschappen en daarna geven onze gereedschappen vorm aan ons.’

Deze tekst komt uit het boek Geschiedenis voor morgen van Roman Krznaric. Bestel het boek hier.

Inspiratie, Online

Over leven in tijden van verandering  

We leven in een tijd van grote veranderingen. Hoe ga je daar in hemelsnaam mee om? Roman Krznaric, Jitske Kramer en Karim Benammar helpen je met nieuwe ogen kijken naar de uitdagingen waar we nu met z’n allen voor staan. Ontdek wat je kunt leren van de geschiedenis, antropologie en filosofie!

Datum2024-10-22
LocatieOnline via Zoom
Prijs€ 89,- 

Bibliografie

  1. Marshall McLuhan, The Gutenberg Galaxy (University of Toronto Press, 1962), p. 1.   ↩︎
  2. Tom Standage, Writing on the Wall: Social Media, the First 2000 Years (Bloomsbury, 2013), p. 22. Het boek van Standage is een goed voorbeeld van toegepaste geschiedenis en een belangrijke bron van inspiratie voor dit hoofdstuk.   ↩︎
  3. Stanley Stowers, Letter Writing in Greco-Roman Antiquity (John Knox Press, 1989); Marcus Tullius Cicero, The Letters of Cicero: The Whole Extant Correspondence in Chronological Order, red. Evelyn Shirley Shuck- burgh (Legare Street Press, 2022).  ↩︎
  4. Standage, Writing on the Wall, p. 21-47; Robert Morstein-Marx, ‘Political Graffiti in the Late Roman Republic: “Hidden Transcripts” and “Common Knowledge”’, in Cristina Kuhn (red.), Politische Kommunikation und offentliche Meinung in der antiken Welt (Franz Steiner Verlag, 2012), p. 191-217.  ss, 1989); Marcus Tullius Cicero, The Letters of Cicero: The Whole Extant Correspondence in Chronological Order, red. Evelyn Shirley Shuckburgh (Legare Street Press, 2022). ↩︎
  5. Marshall McLuhan, Media begrijpen (Ten Have, 2024), p. 15 van de Engelse uitgave: Understanding Media (Abacus, 1973).   ↩︎
  6. Elizabeth Eisenstein, The Printing Revolution in Early Modern Europe (Cambridge University Press, 2005), p. 176. Het drukken met behulp van houten blokken was al veel eerder uitgevonden, in het negende-eeuwse China. Het geniale van Gutenberg was dat hij drie technieken combineerde: de afzonderlijk gegoten metalen letters, duurzame inkt op oliebasis en een aangepaste schroefpers. ↩︎
  7. Friedrich Myconius geciteerd in A. Skevington Wood, Captive to the Word – Martin Luther: Doctor of Sacred Scripture (Paternoster Press, 1969), p. 65.   ↩︎
  8. Standage, Writing on the Wall, p. 51-60; Eisenstein, Printing Revolution, p. 171, 187; Mark Edwards, Printing, Propaganda and Martin Luther (University of California Press, 1994), p. 14-40.   ↩︎
  9. Eisenstein, Printing Revolution, p. 165.   ↩︎
  10. Ibid., p. 176; Neil Postman, Technopoly: The Surrender of Culture to Technology (Vintage, 1993), p. 15.   ↩︎
  11. Natalie Grace, ‘Vermin and Devil-Worshippers: Exploring Witch Identities in Popular Print in Early Modern Germany and England’, Midlands Historical Review 5 (2021): 2-6. ↩︎
  12. Lyndal Roper, Witch Craze: Terror and Fantasy in Baroque Germany (Yale University Press, 2006); Abaigéal Warfield, ‘Witchcraft Illustrated: The Crime of Witchcraft in Early Modern German News Broadsheets’, in Andrew Pettegree (red.), Broadsheets: Single-Sheet Publishing in the First Age of Print (Brill, 2017), p. 459; Keith Thomas, Religion and the Decline of Magic (Penguin, 1973), p. 521-3, 612.   ↩︎
  13. https://pursuit.unimelb.edu.au/articles/bewitched-and-beguiled-by-art. Zie ook Charles Zika, The Appearance of Witchcraft: Print and Visual Culture in Sixteenth-Century Europe (Routledge, 2007), p. 2-4; Wolfgang Behrin- ger, ‘Witchcraft and the Media’, in Marjorie Elizabeth Plummer (red.), Ideas and Cultural Margins in Early Modern Germany (Routledge, 2009), p. 218-19.   ↩︎
  14. Zika, Appearance of Witchcraft, p. 182-3; Behringer, ‘Witchcraft and the Media’, p. 220-3; Warfield, ‘Witchcraft Illustrated’, p. 461, 464; http://www.geschichte-schiltach.de/themen/aufsaetze/aufsaetze.html PDF Version   ↩︎
  15. Grace, ‘Vermin and Devil-Worshippers’, p. 11; Warfield, ‘Witchcraft Illustrated’, p. 484; Zika, Appearance of Witchcraft, p. 179; Thomas, Religion and the Decline of Magic, p. 561. ↩︎
  16. Enkele geleerden wijzen op vroegere voorbeelden van nepnieuws in de geschiedenis van de boekdrukkunst, zoals de bloeddorstige verhalen over de Transylvanische graaf Dracula die eind vijftiende eeuw werden verspreid: Brian Winston en Matthew Winston, The Roots of Fake News: Objecting to Objective Journalism (Routledge, 2021). ↩︎
  17. Behringer, ‘Witchcraft and the Media’, p. 219-20; Warfield, ‘Witchcraft Illustrated’, p. 460; Zoey Strzelecki, ‘Printing Witchcraft’, Manchester Historian, 12 november 2014; Jon Crabb, ‘Woodcuts and Witches’, Public Domain Review, 4 mei 2017.   ↩︎
  18. Beschuldigingen van hekserij komen in sommige landen nog steeds veel voor en resulteren nog altijd in mensenrechtenschendingen (denk aan mensen met albinisme in verschillende Afrikaanse landen), wat voor de mensenrechtencommissie van de vn reden is geweest om in juli 2021 een speciale resolutie over deze kwestie aan te nemen, https://jogh.org/wp-content/up- loads/2022/06/jogh-12-03029.pdf. ↩︎
  19. Zika,AppearanceofWitchcraft,p.9. ↩︎
  20. PaulMason,WhyIt’sStillKickingoffEverywhere:TheNewGlobalRevolutions (Verso, 2013). ↩︎
  21. S.Schumannetal.,‘SocialMediaUseandSupportforPopulistRadicalRight Parties: Assessing Exposure and Selection Effects in a Two-wave Panel Study’, Information, Communication and Society 24/7 (2019), https://doi.org/1 0.1080/1369118X.2019.1668455; Paolo Gerbaudo, ‘Social Media and Populism: An elective affinity?’, Media, Culture and Society 40/5 (2018), https://doi.org/10.1177/0163443718772192.   ↩︎
  22. Paul Barrett, Justin Hendrix en J. Grant Sims, ‘Fuelling the Fire: How Social Media Intensifies us Political Polarization – And What Can Be Done About It’, Stern Center for Business and Human Rights, New York University, 2021.  s: Assessing Exposure and Selection Effects in a Two-wave Panel Study’, Information, Communication and Society 24/7 (2019), https://doi.org/1 0.1080/1369118X.2019.1668455; Paolo Gerbaudo, ‘Social Media and Populism: An elective affinity?’, Media, Culture and Society 40/5 (2018), htt- ps://doi.org/10.1177/0163443718772192. ↩︎
  23. https://scrapsfromtheloft.com/movies/the-social-dilemma-movie-transcript/.   ↩︎
  24. Eisenstein,PrintingRevolution,p.48 ↩︎
  25. Steve Pincus, ‘“Coffee Politicians Does Create”: Coffeehouses and Restoration Political Culture’, Journal of Modern History 67/4 (1995): 813, 819, https://www.jstor.org/stable/2124756; https://www.bl.uk/restoration-18th- century-literature/articles/newspapers-gossip-and-coffee-house-culture; https://www.newstatesman.com/culture/2023/01/social-media-culture-cof- feehouse-history.   ↩︎
  26. Standage,WritingontheWall,p.107,109.   ↩︎
  27. Geciteerd in Pincus, ‘“Coffee Politicians Does Create”’, p. 821; Thomas Brennan, ‘Coffeehouses and Cafes’, in Alan Charles Kors (red.), Encyclopedia of the Enlightenment (Oxford University Press, 2002).   ↩︎
  28. https://www.spectator.co.uk/article/1711-and-all-that-the-untold-story-of-the-spectator/.   ↩︎
  29. Jürgen Habermas, The Structural Transformation of the Public Sphere: An Inquiry into a Category of Bourgeois Society (Polity Press, 1992), p. 57-60.   ↩︎
  30. Geciteerd in Pincus, ‘“Coffee Politicians Does Create”’, p. 815. Zie ook Richard Sennett, The Fall of Public Man (Faber and Faber, 1986), p. 80-2.   ↩︎
  31. John Barrell, ‘Coffee-House Politicians’, Journal of British Studies 43/2 (2004): 206-10, https://doi.org/10.1086/380950; John Keane, Tom Paine: A Political Life (Bloomsbury, 2009), p. 321, 336.   ↩︎
  32. James Curran en Jean Seaton, Power without Responsibility: Press, Broadcasting and the Internet in Britain (Routledge, 2018), p. 10-14; Jürgen Habermas, ‘The Public Sphere: An Encyclopedia Article’, New German Critique 3 (1974): 54, https://doi.org/10.2307/487737.   ↩︎
  33. https://www.theatlantic.com/technology/archive/2018/05/when-did-tv-wat- ching-peak/561464/. Voor een uitvoeriger bespreking van de opkomst en in- vloed van de televisie, zie mijn boek Carpe Diem Regained: The Vanishing Art of Seizing the Day (Unbound, 2017), p. 60-7. Voor de Nederlandse uit- gave: Carpe Diem: De geschiedenis van een culturele kaping (Ten Have, 2017, vert. Rogier van Kappel), p. 76-85.   ↩︎
  34. Om een idee te krijgen van deze utopische kijk op het internet en zijn in po- tentie bevrijdende werking, zie John Perry Barlow, ‘Declaration of the Independence of Cyberspace’ (1966), https://www.eff.org/cyberspace-indepen- dence. Voor een goed tegengif, zie Evgeny Morozov, The Net Delusion: How Not to Liberate the World (Allen Lane, 2011), in het bijzonder hoofdstuk 7.   ↩︎
  35. Jürgen Habermas, ‘Reflections and Hypotheses on a Further Structural Transformation of the Political Public Sphere’, Theory, Culture & Society 39/4 (2022): 66, https://doi.org/10.1177/02632764221112341.   ↩︎
  36. Een van de voorstanders hiervan is Lizzie O’Shea, Future Histories: What Ada Lovelace, Tom Paine and the Paris Commune Can Teach Us About Digital Technology (Verso, 2019), p. 168.   ↩︎
  37. https://medium.com/@teamwarren/heres-how-we-can-break-up-big-tech-9ad9e0da324c.   ↩︎
  38. Azeem Azhar, Exponential: How Accelerating Technology is Leaving Us Behind and What to Do About It (Random House Business, 2021), p. 120-2.   ↩︎
  39. Rishab Nithyanand, Brian Schaffner en Phillipa Gill, ‘Online Political Discourse in the Trump Era’, arXiv (2017), https://doi.org/10.48550/ar- Xiv.1711.05303, p. 1, 2, 5; https://www.newscientist.com/article/2154743- politics-chat-on-reddit-reads-like-it-was-written-by-6-year-olds/.   ↩︎
  40. https://www.metafilter.com/guidelines.mefi.   ↩︎
  41. https://www.statista.com/statistics/978010/coffee-shop-numbers-united-kingdom-uk/.   ↩︎
  42. De gespreksmaaltijden die we met de stichting Oxford Muse organiseerden, komen aan bod in de bbc-radiodocumentaire The Art of Conversation (2005), geproduceerd door Eka Morgan: https://www.bbc.co.uk/sounds/ play/p03cgdhb. ↩︎
  43. http://news.bbc.co.uk/1/hi/world/middle_east/6948034.stm.   ↩︎
  44. https://www.timesofisrael.com/education-ministry-bars-israeli-palestinian-bereavement-group-from-schools/.   ↩︎
  45. TheodoreZeldin,Conversation(HarvillPress,1998),p.14. ↩︎
  46. McLuhan,Mediabegrijpen,p.26vandeEngelseuitgave.   ↩︎
  47. David Dunér en Christer Ahlberger (red.), Cognitive History: Mind, Space, and Time (De Gruyter Oldenbourg, 2019).   ↩︎
  48. Marshall McLuhan en Quentin Fiore, The Medium is the Massage (Penguin Books, 2008), p. 44-50; Walter Ong, Orality and Literacy: The Technologizing of the World (Routledge, 1982), p. 121.   ↩︎
  49. Postman,Technopoly,p.65;Eisenstein,PrintingRevolution,p.105-7.   ↩︎
  50. Ong,OralityandLiteracy,p.123-5;Eisenstein,PrintingRevolution,p.71-81.   ↩︎
  51. McLuhan,Mediabegrijpen,p.189vandenEngelseuitgave.   ↩︎
  52. McLuhan, Gutenberg Galaxy, p. 22-7, 72, 125, 151, 175. De uitvinding van de mechanische klok droeg ook bij aan de ontwikkeling van het lineaire den- ken, een onderwerp dat ik behandel in mijn boek The Good Ancestor, p. 40- 4. Voor de Nederlandse vertaling: De goede voorouder: Langetermijndenken voor een kortetermijnwereld (Ten Have, 2021), p. 49-54.   ↩︎
  53. John Naughton, From Gutenberg to Zuckerberg: What You Really Need to Know About the Internet (Quercus, 2012), p. 25-6.    ↩︎

By The School of Life

Deel dit artikel

Vergelijkbaar nieuws